Voorlopige voorziening bij een last onder dwangsom? Let op de onderbouwing van de financiële noodzaak!

Algemeen

Het instellen van bezwaar of beroep heeft geen schorsende werking. Wil je bereiken dat een overheidsbesluit geen werking heeft tijdens een bezwaar- of beroepsprocedure, dan moet een voorlopige voorziening worden verzocht bij de voorzieningenrechter van de rechtbank (sector bestuursrecht).

Spoedeisend belang vereist

De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening alleen toewijzen als de verzoeker een spoedeisend belang heeft. In dat kader moet de verzoeker aantonen dat er een spoedeisend belang is bij schorsing van het besluit van de overheid.

Als er een last onder dwangsom is opgelegd, kan dat vergaande gevolgen hebben. Bedrijfsactiviteiten of bouwactiviteiten kunnen op grond van de last onder dwangsom worden stilgelegd. Dat kan vergaande financiële gevolgen hebben. Zoals gezegd, heeft het instellen van bezwaar of beroep in zo’n geval geen schorsende werking, zodat aan de last onder dwangsom moet worden voldaan. Ook als daartegen bezwaar en beroep is ingesteld.

Vanwege de enorme financiële gevolgen van de last onder dwangsom, zal er behoefte ontstaan aan het verzoeken van een voorlopige voorziening. Daarmee kan worden bewerkstelligd dat de werking van het besluit wel wordt geschorst voor de duur van de bezwaar- of beroepsprocedure.

Onderbouwing van het spoedeisend belang

Het is vaste rechtspraak dat een financieel belang bij schorsing van de last onder dwangsom, in de regel op zichzelf onvoldoende reden vormt om een voorlopige voorziening te treffen. Een spoedeisend belang kan wel worden aangenomen, indien aannemelijk is dat de verzoeker in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren doordat hij of zij bijvoorbeeld haar onderneming moet sluiten.

Een recent voorbeeld uit de jurisprudentie

Op 17 januari jl. deed de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel een uitspraak in een procedure waarin was verzocht om een last onder dwangsom te schorsen. In die procedure was een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van bepalingen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer bij een biomassacentrale. Concreet was er sprake van een te hoge emissieconcentratie van de zeer zorgwekkende stof formaldehyde. Na het doorlopen van de bezwaarprocedure, is de dwangsom verlaagd naar € 338.578,93, met een maximum van € 1.354.315,71.

De overtreder was het nog steeds niet met de last onder dwangsom eens en heeft daarom beroep ingesteld. Om te voorkomen dat er aan de last moest worden voldaan gedurende de beroepsprocedure, werd de voorzieningenrechter verzocht de last te schorsen voor de duur van de beroepsprocedure.

De overtreder onderbouwde het verzoek met het argument dat het besluit evident onrechtmatig was en dat het grote financiële gevolgen had, in verband met de hoogte van de dwangsom. Als de dwangsom werkelijk betaald zou moeten worden, dan zou de overtreder de onderneming moeten sluiten.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter overwoog dat een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden vormt om een voorlopige voorziening te treffen. Een spoedeisend belang kan echter wel worden aangenomen, indien aannemelijk is dat verzoekster in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren doordat zij bijvoorbeeld haar onderneming moet sluiten.

Weliswaar stelt de overtreder dat zij haar onderneming zou moeten sluiten als ze de dwangsom zou verbeuren, maar dat is volgens de voorzieningenrechter op geen enkele wijze onderbouwd. De noodzaak tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening is daardoor niet aannemelijk geworden. De voorzieningenrechter stelt ook vast dat er geen sprake is van onomkeerbare gevolgen als de overtreder de dwangsom betaalt en later in de beroepsprocedure gelijk krijgt. In dat geval kan de gemeente de dwangsom, met rente, aan de overtreder terugbetalen.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens nog beoordeeld of de last onder dwangsom ‘evident onrechtmatig’ is. In dat kader stelt de voorzieningenrechter vast dat er in de voorlopige voorzieningenprocedure niet uitgebreid onderzoek kan worden gedaan naar de juistheid van de last onder dwangsom. Er kan alleen beoordeeld worden of er sprake is van ‘een evidente onrechtmatigheid’. Daarvan was naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

Tip voor de praktijk

Als er een last onder dwangsom is opgelegd waartegen een voorlopige voorziening moet worden verzocht vanwege de vergaande financiële gevolgen, dan is het noodzakelijk om te stellen en goed te onderbouwen en te bewijzen dat de financiële gevolgen van de last onder dwangsom zo groot zijn, dat het zorgt voor een financiële noodsituatie. Alleen het innemen van het standpunt dat er sprake is van een financiële noodsituatie is daarvoor onvoldoende. Er moet een goede onderbouwing met bewijs worden ingediend. Dat bewijs kan bijvoorbeeld een verklaring van de accountant zijn met een cijfermatige onderbouwing.

Heeft u vragen over procesrecht of is aan u een last onder dwangsom opgelegd waar u het niet mee eens bent, neem dan contact op met onze advocaten.  

Vorige
Vorige

De beoordeling van de voorzieningenrechter bij het toestaan van het leggen van conservatoir beslag

Volgende
Volgende

Wie krijgt de fosfaatrechten bij het einde van de pachtovereenkomst?